Christ My Song - 1474
'k Gevoel in 't hart het zoetst verblijden - Gij zult u verheugen met ene onuitsprekelijke vreugde (Carl Johann Philipp Spitta/
Johannes Riemens/Johannes Thomas Rüegg)
Gij zult u verheugen met ene onuitsprekelijke vreugde.
1. 'k Gevoel in 't hart het zoetst verblijden
en zing er van in 't vrolijkst lied:
Hém mag ik kennen, Hem belijden,
Die mij het eeuwig leven biedt!
Ik vind bij de aardse smart en rouwe
een veil'ge toevlucht in Zijn trouwe,
terwijl mij eens in de eeuwigheid
de zal'ge vreugd des hemels beidt! PDF - Midi
2. O zondaar! kondt gij mede smaken,
het heil, dat mijn Verlosser schenkt,
gij zoudt uit uwen slaap ontwaken
en volgen, waar de Heer u wenkt.
O zo maar eens die zoete vreugde,
die kalme vree uw hart verheugde,
die Christus, onze Heiland, biedt,
gij hoordet Hem, en toefdet niet.
3. 'k Heb vroeger ook wel ondervonden,
wat sober deel de wereld geeft:
men slaat zich telkens nieuwe wonden
en waant, dat men geen noden heeft.
Vermaak te staplen op vermaken,
gestaag naar nieuw genot te haken,
te walgen na een kort geneugt,
is eigenlijk toch 's werelds vreugd!
4. Nauw is het kort genot verschenen,
nauw streelt het ons een kleinen tijd,
of pijlsnel is het weer verdwenen
en laat geen' vrede na, maar strijd.
't Zoekt ons door 't prikkelen der zinnen,
door uiterlijken glans te winnen,
maar 't schijnschoon, dat de wereld biedt,
baart naberouw en bang verdriet.
5. Hoe zoet en zalig daarentegen
is 't lot, dat van den Heer ons wacht!
Hoe groot het heil, dat allerwegen
in Zijnen dienst ons tegenlacht!
Daar vinden wij in leed en rouwe
eens Heilands tedre liefde en trouwe
die ons in elken levens-stond
verzachting biedt voor iedre wond.
6. Wel schijnt soms onze blijdschap kleiner
dan die ons eertijds juichen deed,
maar blijkbaar is zij kalmer, reiner,
en niet vergald door 't aardse leed.
Wij worden stiller en bescheiden,
wij laten ons door Jezus leiden,
en vol geduld en goeden moed
zijn wij Zijn eigendom voor goed!
7. Ginds ligt de hemel voor ons open,
en 't oog staart op die zal'ge kust;
wij lieven, loven, bidden, hopen,
wij hebben vrede en kalme rust;
verhoring volgt op al ons smeken,
vergoeding voor wat mocht ontbreken,
en na de smart van elk gemis
de vreugd der eeuw'ge erfenis!
8. Zo laten we onzen God regeren;
zo zijn wij altoos welgemoed;
zo blijven wij Zijn leiding eren,
Die louter wondren aan ons doet.
Zo zullen we ook eens rustig sterven
want door den dood heen zullen we erven
de nameloze zaligheid
die Jezus daar ons heeft bereid!
Johannes Riemens, Luit en Harp, 92-94.
Translated from the German Wie soll ich doch die Wonne nennen - Ihr werdet euch freuen mit unaussprechlicher Freude of Carl Johann Philipp Spitta.